Hendrik Korving, stuurman op de bomschuit 'De Neeltje de Jong' is de 17 den november 1863 ter Steurharingvisserij uitgezeild, waarna het vaartuig, na plaats gehad hebbende stormen op den 5 den december 1863 op de kust tussen Katwijk en Noordwijk in een zinkende staat is aangedreven, zonder dat zich daarop iemand meer van de daarop varende manschappen bevond.
GEREGTELIJKE AANKONDIGINGEN. *„* In den jare 1800 zes en zestig, don twee en twintigsten Junij, heb ik Christiaan Frederik Wilhelm Koldeweh, Deurwaarder bij bet Kantongeregt te 's Gravenhage, wonende en kantoor houdende aldaar in het Wijd Achterom, n°. 146, ten verzoeke van Leentje Spaans, Huisvrouw van Hendrik Korving, zonder beroep, wonende te Scheveningen, ten deze gedomicilieerd ten Kantore van den Heer Mr. Johannes Hubertus Cornelius Lisman, Procureur bij de Arrondissements-regtbank te 'sGravenhage, aldaar wonende en kantoor houdende in het Noordeinde, n°. 103, die als zoodanig voor de Requirante in dit geding blijft occuperen, zijnde de Requirante toegelaten om ten deze kosteloos te procederen , bij behoorlijk geregistreerd Vonnis van voormelde Regtbank van den zes en twintigsten Januarij 1800 zes en zestig, en uit kracht van een daartoe strekkend verlof, door de Arrondissements-regtbank te sGravenhage bij haar behoorlijk geregistreerd Vonnis van den vijfden Junij achttien honderd zes en zestig aan de Requirante gegeven, voor de tweede maal Gedagvaard: Hendrik Korving, laatst gewoond hebbende te Scheveningen (gemeente 'sGravenhage), doch thans afwezig, en mitsdien mijn Exploit doende bij aanplakking aan de Voorname Deur der Vergaderplaats yan bovengemelde Regtbank te 's Gravenhage, en aan het Huis der Gemeente aldaar, terwijl ik een derde afschrift hob overgegeven aan den Edel Achtbaren Heer Ambtenaar van hot Openbaar Ministerie bij dezelve Regtbank, die het oorspronkelijke voor gezien heeft geteekend, en voorts nog bij plaatsing in de Nederlandsche Staats-courant on in het Dagblad van Zuidholland en 's Gravenhage, als zijnde de daartoe uitdrukkelijk aangewezen nieuwspapieren bij het hiervóór gemeld geregistreerd Vonnis van den zes en twintigsten Januarij 1800 zes en zestig, Om na verloop van drie maanden, en alzoo op Dingsdag, den vijf en twintigsten September aanstaande, des voormiddags ten tien ure, bij vooraf gestelden Procureur te verschijnen ter teregtzitting der Arrondissements-regtbank te 's Gravenhage, gehouden wordende in haar locaal op den Korten Vijverberg aldaar; — ten einde: aangezien de Eischoresse den zevenden Julij 1800 acht en vijftig met den Gedaagde te 's Gravenhage is gehuwd; aangezien de Gedaagde behoorde tot de bemanning van en was Stuurman op de Bomschuit genaamd Neeltje de Jong, toebehoorende aan den Reeder Albert Pronk te Scheveningen, toen gemeld vaartuig van Scheveningen op den zevontienden November 1800 drie en zestig ter Steurharingvisscherij is uitgezeild; aangezien genoemd vaartuig, na plaats gehad hebbende stormen van vorige dagen, den vijfden December 1800 drie en zestig op onze kust tusschen de gemeenten Katwijk en Noordwijk in eenen zinkenden staat is aangedreven, zonder dat zich daarop iemand meer van de daarop varende manschappen bevond; aangezien hot er zonder twijfel voor gehouden mag worden dat deze noodlottige gebeurtenis op 's lands kusten aan genoemd vaartuig is overkomen in de op de eerste dagen van December 1800 drie en zestig plaats gehad hebbendo stormen, en dat ter gelegenheid daarvan hare bemanning, waaronder zich ook de Gedaagde als Stuurman van dat vaartuig bevond, den dood in de golven heeft gevonden; aangezien er alzoo meer dan één jaar is verloopen sedert de Gedaagde is vermist, ter gelegenheid dor bovengemelde noodlottige gebeurtenis op 's lands kusten aan de Bomschuit genaamd Neeltje de Jong en hare bemanning overkomen, zonder dat er in dien tijd eenige tijding van zijn leven of dood is ingekomen; aangezien er mitsdien Regtsvermoeden van Overlijden van den Gedaagde, Hendrik Korving, laatstelijk gewoond hebbende te Scheveningen, doch thans afwezig, en zulks sedert den vijfden December 1800 drie en zestig, bestaat, en de Eischeresse als zijnde zijne Huisvrouw, wenschende een ander Huwelijk aan te gaan, er belang bij heeft dat zulks door de Regtbank worde verklaard, met vergunning tevens aan haar Eischeresse om een ander Huwelijk aan te gaan; aangezien de Gedaagde, ten gevolge van een door voormelde Regtbank bij beschikking van den zes on twintigsten Januarij 1800 zes en zestig verleend verlof', bij behoorlijk geregistreerd Exploit van mij Deurwaarder, van den dertienden Februarij 1800 zes en zestig, op de wijze bij die beschikking voorgeschreven, voor de eerste maal is Gedagvaard, om op den achttienden Mei jl. voor dezelve Regtbank te verschijnen, ten zoodanigen einde als bij dat Exploit breeder is omschreven, zonder dat noch de Gedaagde noch iemand van zijnentwege op die Dagvaarding is verschenen, ten gevolge waarvan aan de Eischeresse bij het Vonnis in den hoofde dezes vermeld is verleend acte van de nietverschijning van den Gedaagde, met verlof tot het doen van deze tweede openbare Dagvaarding op den voet en de wijze als bij het vroeger door de Regtbank op den zes en twintigsten Januarij 1800 zes en zestig verleend verlof is omschreven, Mitsdien aan gemelde Regtbank, hetzij in persoon, hetzij door iemand van zijnentwege, van zijn aanwezen te doen blijken, den Gedaagde tevens aanzeggende, dat ingeval noch de Gedaagde noch iemand voor hem op deze Dagvaarding bij vooraf gestelden Procureur mogt opkomen en er alzoo niet behoorlijk van zijn aanwezen mogt blijken, door de Requirante zal worden geconcludeerd, dat aan haar daarvan zal worden verleend acte en tevens verlof tot het doen van eene derde dergelijke Dagvaarding. Afschrift dezes heb ik Deurwaarder gelaten, mijn Exploit doende en sprekende als boven is vermeld. De kosten zijn in debet f 8.515. C. F. W. Koldeweh, Deurw. Gezien en afschrift overgenomen door ons Officier van Justitie te 'sGravenhage, heden den 22en Junij 1866. (Get.) de Brauw. Gratis geregistreerd te 'sGravenhage, den twee en twintigsten Junij 1800 zes en zestig, deel 134, folio 196 verso, vak 9; een renvooi. De Ontvanger, G. A., (get.) J. C. van de Watering. [Kosteloos.]